EN 1005-3 Maximale krachten

Om de nodige krachten bij het bedienen van een machine te evalueren wordt in de NBN EN 1005-3 een risicoanalysemethode voorgesteld. Deze methode kan ook gebruikt worden voor het trekken en duwen met één hand. Er dienen drie stappen doorlopen te worden om de aanbevolen maximale kracht te bepalen.

Stap 1: Maximale isometrische kracht (Fmax)

Voor arbeidssituaties wordt de 15% sterkste volwassene (mannen en vrouwen tussen 20 en 65 jaar) als referentie genomen, bij machines voor thuisgebruik is dit de 1% sterkste.

Arbeid Thuis
Hand (1 hand)
* krachtgreep 250 N 184 N
        Maximale krachten bij bewegingen met één arm Armen (zit, 1 arm)
* op 50 31
* neer 75 44
* buiten 55 31
* binnen 75 49
* duwen met rugsteun 275 186
* duwen zonder rugsteun 62 30
* trekken met rugsteun 225 169
* trekken zonder rugsteun 55 28
   Krachten met hele lichaam Hele lichaam (staand)
* duwen 200 119
* trekken 145 96
   Kracht om pedaal in te drukken Voetpedaal (zit met rugsteun)
* enkelactie 250 154
* beenactie 475 308

Wanneer men in de literatuur of uit onderzoek andere krachtwaarden bekomt voor specifieke doelgroepen, dan kan hieruit percentiel 15 of percentiel 1 gehaald worden.

Stap 2: Risicofactoren

De maximale kracht zal aangepast worden in functie van de omstandigheden. Om deze veminderde capaciteit (Fcap) te kennen, worden drie factoren in rekening genomen (zie tabellen in de norm):

* Vf: bewegingssnelheid bij bediening
* Ff: frequentie en duur van de bediening
* Df: duur van gelijkaardige activiteiten (duwen, op,…)

Fcap = Fmax x Vf x Ff x Df

Stap 3: Risico-evaluatie

In de vorige stappen werd de maximale kracht bepaald die geleverd kan worden in de reële werkomstandigheden. Om de gezondheidsrisico’s zo laag mogelijk te houden moet de effectief uitgeoefende kracht minder dan 50% van dat maximum bedragen. Dit wordt aangeduid door de risicofactor die alzo drie zones beschrijft:

EN 1005-3 maximale krachten

Tot 70% van de maximale capaciteit is aanvaardbaar wanneer geen andere risico’s aanwezig zijn: werkhouding, versnelling of precisie, trillingen, tempogebonden arbeid, repetitiviteit, persoonlijke beschermingsmiddelen en omgevingsfactoren.