MAPO index

MAPO index

Wat doet MAPO?

MAPO  is een methode uit Italië om het risico van het manueel verplaatsen van patiënten te beoordelen. De afkorting staat voor “movement and assistance of hospital patients”. Het resultaat is een MAPO index die het risiconiveau van een volledige verpleegafdeling in kaart brengt. Deze methode gaat verder dan de analyse van de manuele transfers op zich.

MAPO checklist (.pdf)

Hoe werkt de MAPO methode?

Het gebruik van de MAPO index kan men opdelen in twee delen. Het eerste deel omvat een interview met de hoofdverpleegkundige van de afdeling en verzamelt de gegevens mbt het aantal personeelsleden per shift, hun opleiding en de onderverdeling van de residenten op basis van hun mobiliteit. Het tweede deel is een rondgang op de afdeling zelf waarbij de beschikbare hulpmiddelen (rolstoelen, tilliften,…) en de infrastructuur (grootte badkamers, sanitair en kamers) nagekeken worden.

Alle parameters die bijdragen tot de fysieke belasting van de werknemers op de afdeling worden zo in rekening gebracht. Voor elke parameter bepaalt men een risicofactor. Dit leidt tot de berekening van de MAPO index.

MAPO formule

  • NC: aantal niet-coöperatieve patiënten op de afdeling
  • PC: aantal partieel coöperatieve patiënten op de afdeling
  • OP: aantal beschikbare medewerkers op de afdeling per shift
  • LF: tilhulpmiddelen (tilliften) – lifting factor
  • AF: kleinere hulpmiddelen (glijzeilen) – additional factor
  • WF: rolstoelen – wheelchair factor
  • EF: omgeving en infrastructuur – environment factor
  • TF: opleiding / training

MAPO risicoscores

Risicofactoren

Personeel (OP) en mobiliteit patiënten (NC en PC)

Tijdens het interview met de hoofdverpleegkundige van de afdeling noteert men het aantal personeelsleden per shift. Dit is een bepalende factor voor de fysieke belasting tijdens het manueel verplaatsen van patiënten.

De MAPO methode gaat uit van drie mobiliteitsklassen: actief – half passief en passief. De achterliggende filosofie van de methode is dat niet-coöperatieve patiënten verplaatst worden met een tilhulpmiddelen (LF). Voor de partieel coöperatieve patiënten zijn kleinere hulpmiddelen aangewezen (AF).

Tilhulpmiddelen (LF)

De tilfactor houdt rekening met de beschikbare hulpmiddelen voor het tillen van patiënten op de afdeling. Deze hulpmiddelen zijn passieve tilliften en in hoogte verstelbare bedden.

  • Onvoldoende en inadequate tilhulpmiddelen: 4
  • Inadequate of onvoldoende tilhulpmiddelen: 2
  • Voldoende en adequate tilhulpmiddelen: 0,5

Voldoende hulpmiddelen betekent dat er één tillift per 8 niet-coöperatieve patiënten is en dat alle bedden voldoen aan de ergonomische criteria. Adequaat wil zeggen dat minstens 90% van het tillen van niet-coöperatieve patiënten wordt uitgevoerd met hulpmiddelen.

Voor tilliften gelden vier ergonomische aandachtspunten:

  • veiligheid (verzorgende en patiënt)
  • comfort patiënt
  • eenvoud van gebruik
  • lage fysieke belasting tijdens gebruik

Voor bedden dient rekening gehouden te worden met:

  • in hoogte verstelbaar (hydraulisch of elektrisch)
  • minstens 3 secties die niet manueel moeten worden ingesteld
  • zijsponden, die weggenomen kunnen worden
  • 2 sturende wielen en 2 zwenkwielen, die goed onderhouden zijn

Kleine hulpmiddelen (AF)

Kleine hulpmiddelen zijn een glijzeil, rolmatras, glijbord of actieve tillift. Wanneer minstens 90% van het verplaatsen van de partieel coöperatieve patiënten wordt uitgevoerd met deze hulpmiddelen, dan zijn ze adequaat. Voldoende betekent dat ze er steeds moeten zijn wanneer nodig:

  • Onvoldoende of inadequaat: 1
  • Voldoende en adequaat: 0,5

Rolstoelfactor (WF)

In de eerste plaats dienen er voldoende rolstoelen te zijn op de afdeling. Criterium is dat voor minstens de helft van de partieel en niet-coöperatieve patiënten een rolstoel aanwezig is. Voor rusthuizen wordt 80% van de hulpvragende residenten als voldoende beschouwd.

Vervolgens worden de verschillende types van rolstoelen beoordeeld op hun ergonomische criteria of het gebrek eraan:

  • slecht onderhoud
  • slecht werkende remmen
  • geen uittrekbare armsteunen
  • geen uittrekbare voetsteunen
  • zware, onhandige rugsteun
  • breedte >70cm

Het aantal gebreken wordt uitgemiddeld over alle rolstoelen(MsWh) en bepaalt samen met het aantal de rolstoelfactor.

MsWh 0,5 – 1,33 1,34 – 2,66 2,67 – 4
Voldoende ? ja neen ja neen ja neen
WF 0,75 1 1,12 1,5 1,5 2

Vb. Er zijn 10 rolstoelen van drie verschillende merken aanwezig. De 3 rolstoelen van merk x hebben slecht werkende remmen en zijn te smal (6 gebreken). De 5 rolstoelen van merk y zijn slecht onderhouden, hebben geen uittrekbare arm- of voetensteunen (15 gebreken). De 2 rolstoelen van merk z zijn volledig in orde. Het gemiddeld aantal gebreken per rolstoel is 2,1. Op een afdeling van 15 hulpvragende patiënten is het aantal rolstoelen in orde. WF is dan 1,12.

Omgeving en infrastructuur (EF)

Op gebied van infrastructuur worden drie parameters beschouwd: badkamer, sanitair (toilet) en de kamers. Hiervoor wordt apart een score berekend, die samen opgeteld de omgevingsfactor bepalen.

Badkamer (MSB)

Voor de badkamers wordt eerst een overzicht gemaakt van de aanwezige lokalen met douche en/of bad. Dit kunnen zowel centrale, gemeenschappelijke badkamers zijn als douches in de kamers zelf. Badkamers met eenzelfde inrichting worden gegroepeerd. Naar analogie met de rolstoelen worden ergonomische criteria afgetoetst. Het gewogen gemiddeld aantal gebreken per badkamer wordt berekend (MSB):

  • onvoldoende ruimte voor gebruik hulpmiddelen
  • deur opent naar binnen
  • geen douche
  • geen vast bad
  • deurbreedte kleiner dan 85cm
  • obstakels, niet verplaatsbaar

De MAPO geeft geen invulling aan “onvoldoende ruimte”. Om dit toch concreet te maken, kan men de toegankelijkheidsrichtlijnen hanteren. Deze schrijven voor:

– min. 175 cm vrije ruimte aan één zijde van hoog-laagbad
– min. 80 cm vrije ruimte aan andere zijde voor hulpverlener
– min. 90 cm rondom bad voor vlotte circulatie

2. Sanitair (MSWC)

De verschillende soorten toiletten toetst men af op basis van onderstaande criteria. Het gewogen aantal tekortkomingen wordt vervolgens uitgemiddeld (MSWC):

  • onvoldoende ruimte om rolstoel te draaien
  • deur opent naar binnen
  • toilethoogte onvoldoende (<50cm)
  • toilet zonder muursteun
  • deurbreedte kleiner dan 85cm
  • vrije ruimte naast toilet minder dan 80cm

Voldoende ruimte voor het draaien met de rolstoel is volgens de toegankelijkheidsrichtlijnen een draaicirkel van 150 cm.

3. Kamer (MSR)

De verschillende kamers deelt men eveneens op per type. Men evalueert elk type aan de hand van onderstaande criteria:

  • Ruimte tussen bedden of bed/muur kleiner dan 90cm
  • Ruimte tussen voeteinde bed en muur kleiner dan 120cm
  • Aanwezigheid van niet-verplaatsbare obstakels
  • Vaste bedden lager dan 70cm
  • Ontoereikend bed: moet gedeeltelijk manueel getild worden
  • Slechte zijsponden
  • Ruimte tussen bed en vloer kleiner dan 15cm
  • Bed met 2 wielen of zonder wielen
  • Hoogte van zetel lager dan 50cm

De gemiddelde omgevingsscore (MSE) is de som van de badkamer- en sanitair- en kamerscore. In een tabel kan men dan de omgevingsfactor (EF) aflezen.

MSE 0 – 5,8 5,9 – 11,6 11,7 – 17,5
EF 0,75 1,25 1,5

Opleidingsfactor (TF)

Een adequate opleiding betekent dat minstens 90% van de verzorgenden in de afgelopen twee jaar een opleiding van minstens 6 uur heeft gevolgd. De opleiding dient te bestaan uit een theoretische en praktisch deel. De verplaatsingstechnieken en het correct gebruik van de hulpmiddelen dienen hierin aan bod te komen.

  • Adequaat: 0,75
  • Enkel informatie: 1
  • Geen opleiding: 2


Referentie:
Battevi N, Menoni O, Ricci MG, Cairoli S. 2006 MAPO index for risk assessment of patient manual handling in hospital wards: a validation study. Ergonomics 49(7): 671-87.

* Verplaatsen personen: ISO 12296MAPOTilthermometerPTAIDortmunderbeleid