ISO/TR 12296: manueel verplaatsen van patiënten

ISO/TR 12296 beschrijft een wetenschappelijk onderbouwde aanpak om het risico verplaatsen van patiënten te analyseren en te beheersen. Het technisch rapport (TR) uit 2012 is van informatieve aard. Voor de industrie bestaat de ISO 11228 norm rond het manueel hanteren van lasten. Het manueel verplaatsen van personen in de zorgsector is namelijk een specialiteit op zich.

Risicoanalyse

Het concept risicoanalyse is een brede term dat verschillende stappen omvat. Deze zijn aangeraden bij elke verandering van de werkplek (materiaal, organisatie, ruimte). In de ISO/TR 12296 worden vier stappen onderscheiden:

  • Gevaren identificeren
  • Risico evalueren
  • Risico beheersen (organisatie, hulpmiddelen, omgeving, opleiding)
  • Effectiviteit evalueren

Methodes

De literatuur beschrijft verschillende methodes om het risico manueel verplaatsen van patiënten te beoordelen. De ISO/TR 12296 stelt vier vaak gebruikte methodes voor: Dortmund Approach, TilThermometer, MAPO en PTAI.

– Dortmund Approach

De Dortmund approach is Duitse methode en gaat uit van de biomechanische belasting op de lage rug. Voor verschillende transfers is in labo-onderzoek de drukkracht op de lage rug berekend met een 3D model. De transfers werden op de conventionele manier uitgevoerd, met optimale techniek en met techniek en kleine hulpmiddelen. In functie van geslacht en leeftijd gelden specifieke grenswaarden, die zo bepalen of een manuele transfer aanvaardbaar is of niet. Dit kan snel in een tabel afgelezen worden.

– TilThermometer

In Nederland zijn praktijkrichtlijnen in de zorgsector van kracht. In functie van de mobiliteit van de patiënt zijn bepaalde hulpmiddelen noodzakelijk om een manuele transfer te kunnen uitvoeren met een aanvaardbare belasting. De TilThermometer toetst de toepassing van deze praktijkrichtlijnen af en maakt zo het risico op fysieke overbelasting duidelijk op afdelingsniveau.

Deze methode gebruikt men in combinatie met de Beleidsspiegel. Die dient men jaarlijks verplicht in te vullen. De Beleidsspiegel bevraagt nog andere aspecten van de fysieke belasting: opleiding, omgeving, beleid, verantwoordelijken, overleg, uitrusting en onderhoud.

– MAPO index

De MAPO index is een index die het risiconiveau van een volledige afdeling in kaart brengt. Deze methode gaat verder dan de analyse van de manuele transfers. Alle parameters die bijdragen tot het risiconiveau van de werknemers op de afdeling worden in rekening gebracht: mobiliteit patiënten, aantal verzorgenden, tilhulpmiddelen (tilliften), kleinere hulpmiddelen (glijzeilen), rolstoelen, omgeving en infrastructuur, opleiding verzorgenden. Daarvoor houdt men een interview met de hoofdverpleegkundige en doet men een inspectieronde op de afdeling.

– PTAI

Het Patient Transfer Assessment Instrument (PTAI) is afkomstig uit Finland. Het een risicobeoordeling op individueel niveau en per transfer. PTAI evalueert 15 factoren aan de hand van drie criteria. Elke factor wordt gescoord in drie zones (groen, geel, rood), maar het gewogen gemiddelde van positieve criteria bepaalt de totaalbelasting. De methode start bij de evaluator die objectief 9 factoren scoort op basis van observatie. Een video-opname van de transfer is aanbevolen. De laatste 6 factoren komen aan bod in een interview met de verpleegkundige.

Maatregelen

Op basis van de resultaten uit de risicobeoordeling kan een strategie opgezet worden om de risico’s te verminderen. Een samenspel van interventies is nodig op het vlak van de organisatie, fysieke belasting en het individu.

– Organisatie

Om ergonomie of het beheersen van de fysieke belasting een integraal deel te laten uitmaken van de organisatie, moet men een ergonomiecultuur uitbouwen. Een managementsysteem beschrijft de verantwoordelijkheden en aanspreekbaarheid van alle werknemers. Dit werkt zowel top-down als bottom-up. Het management moet tijd en middelen vrijmaken om aan preventie te doen, de verzorgenden moeten het waarmaken op de afdeling. Daartussen passen de tilteams (specialisten manutentie), referentiepersonen (aanspreekpunt afdeling), werkgroep ergonomie (ergocoaches) en de preventiedienst. Uitgeschreven procedures maken het engagement duidelijk om ergonomie te laten leven in de organisatie.

– Hulpmiddelen

Het gebruik van geschikte hulpmiddelen bij het verplaatsen van patiënten met een beperkte mobiliteit is een fundamenteel deel van het preventiebeleid. Enerzijds om de fysieke overbelasting te verminderen en anderzijds om de kwaliteit van de zorg te verhogen. In functie van de mobiliteit van de patiënt dienen de juiste hulpmiddelen gekozen te worden. Belangrijk hierbij is om de nog aanwezige zelfstandigheid van de patiënt zoveel mogelijk te benutten en te faciliteren.

– Ontwerp

In de zorgsector zal een omgeving typisch dienen voor behandeling, verzorging en hygiëne. Dit stelt specifieke eisen aan de ruimte. Hellingen en tredes dient men te vermijden. In de bijlagen van de ISO/TR12296 kan men concrete ontwerprichtlijnen voor architecten vinden.

De toegankelijkheidsrichtlijnen stellen dat rondom een bed steeds een vrije doorgang van 90 cm moet zijn. Bij meerdere bedden is dat 120 cm zodat passage met materiaal mogelijk is. Bij douches en toiletten dient men rekening te houden met de draaicirkel van een manuele rolstoel (1m50), elektrische rolstoel (1m90) en tillift (2m00). Dit bepaalt immers de oppervlakte van een badkamer.

– Training en opleiding

Naast een sensibilisering voor iedereen, dienen de verzorgenden de verplaatsingstechnieken aangeleerd of opgefrist te krijgen. Deze kan men later nog meer specifiek of op maat van de afdeling maken. Dat is een rol voor de ergocoaches. Ze verzamelen ook goede praktijken en delen deze met de collega’s. Daarvoor is voldoende tijd nodig, waarvoor het management zich engageert.


*
Verplaatsen personen: ISO 12296MAPOTilthermometerPTAIDortmunderbeleid