Een zorgpad lage rugpijn is een uniform stappenplan dat de behandelende arts doorloopt. Doel is om de aanpak van rugpijn meer te standaardiseren, gericht op een sneller en effectiever herstel met minder onnodige therapieën of beeldvorming. In dit zorgpad lage rugpijn is ook aandacht voor de werksituatie om de re-integratie te bespoedigen.
Lage rugpijn
Wanneer iemand zich aandient met lage rugpijn, dan dient men eerst uit te sluiten dat het geen radiculair lijden betreft of dat er rode vlaggen zijn. Wanneer zenuwwortels betrokken zijn, bestaat er immers een apart stappenplan. Rode vlaggen wijzen dan weer op een specifieke ernstige pathologie. Voorbeelden zijn neurologische noodgevallen zoals cauda equina (zadelanesthesie), traumatisch fractuur of vasculaire tekenen die kunnen wijzen op een gescheurd aneurisma (koude voeten, zwakkere hartslag,…). Wanneer dit alles niet aanwezig is, spreekt men van “lage rugpijn”.
Eerste twee weken
Bij lage rugpijn is geen bijkomend onderzoek nodig. Medische beeldvorming zal geen invloed hebben op de verdere behandeling of het herstel. In deze fase is de boodschap dat rugpijn goedaardig is en men zo snel mogelijk terug in beweging komt. Na twee weken is een volgend contact met de patiënt. Dat houdt de duur van een eventuele arbeidsongeschiktheid kort.
Het zorgpad lage rugpijn stelt ook voor de werkomstandigheden aan de patiënt te bevragen en of hij een verband vermoedt tussen zijn werk en de rugpijn. Indien zo, dient de arts te evalueren of men in staat is om te werken. Een wegenwerker met drilboor blijft uiteraard thuis.
Drie tot vijf weken
In deze fase is het belangrijk om het risico op chronisch worden van de lage rugpijn na te gaan. Dit wordt aangeduid met gele, blauwe, zwarte en oranje vlaggen.
- Gele vlaggen (psychologisch): negatieve overtuiging verloop, ongerustheid, bewegingsangst
- Blauwe vlaggen (werk): overtuiging dat werk te belastend is of chef/ploeg niet zal steunen
- Zwarte vlaggen (omgeving): zwaar beroep, geen aangepast werk, overbezorgde familie
- Oranje vlaggen (psychiatrisch): depressie, persoonlijkheidsstoornissen
Het risico op chroniciteit kan laag, matig of hoog zijn. Als het risico matig of hoog is, kan de arts een multimodale aanpak starten. Deze bestaat uit een oefenprogramma, manuele therapie en/of een psychologische interventie. Dit wordt soms ook “rugschool” genoemd.
Zes tot elf weken
Wanneer de lage rugpijn langer dan 6 weken duurt, is het zaak om de verbetering van symptomen in te schatten. Is er een duidelijke vooruitgang merkbaar, dan kan de algemene behandeling afgebouwd worden. Wanneer de verbetering van symptomen slechts aan het beginnen is, dient men de multimodale aanpak verder te zetten.
Zonder beterschap is het devies in het zorgpad lage rugpijn door te verwijzen naar een specialist in de fysische geneeskunde of revalidatie. Deze zal opnieuw het risico op chroniciteit in schatten en de PROMS registreren (patient reported outcome measurements). Dit is de effectiviteit van de geleverde zorg vanuit patiëntenperspectief. Deze uitkomsten helpen om de aanpak bij te sturen.
Vanaf 12 weken: chronische lage rugpijn
Bij ongeveer 10% van de patiënten met lage rugpijn wordt de pijn chronisch, meestal zonder duidelijke oorzaak. Dit stadium dient zoveel mogelijk vermeden te worden. De behandeling gebeurt door één van de vier specialisaties: fysische geneeskunde en revalidatie, een orthopedisch chirurg, een neurochirurg of een anesthesist. Deze behandeling moet multidisciplinair zijn, gericht op het verbeteren van fysieke en psychosociale functies.
Arbeidsgebonden aspecten
Wanneer arbeidsongeschiktheid wordt voorgeschreven is dat maximaal 1 maand, tot het volgend consult. Hoe langer een patiënt arbeidsongeschikt is, hoe moeilijker het wordt om het werk te hervatten.
Werk hervatten
Als de patiënt in staat is, het werk volledig te hervatten, maar belemmeringen verwacht, dan is het advies een werkhervattingsonderzoek aan te vragen bij de arbeidsarts.
Als de patiënt enkel in staat is het werk geleidelijk te hervatten, zijn er twee opties: gedeeltelijk (naar tijd) of geleidelijk (naar taken). Voor een aangepast werkschema dient de werkgever zijn toestemming te geven en daarna ook de behandelende arts.
Werk niet hervatten: re-integratietraject
Als het werk niet kan hervat worden, dan kan de patiënt een RIT (re-integratietraject) aanvragen. Doel is aangepast werk of een andere job te geven in hetzelfde bedrijf. Dit kan tijdelijk of permanent zijn. De arbeidsarts beoordeelt dan het haalbare activiteitsniveau.
Een aanvraag kan ook door de adviserende arts van het ziekenfonds gebeuren. Hij beoordeelt dan de restcapaciteit aan de hand van de Quick Scan vragenlijst. Een werkgever kan dit doen vanaf 4 maand na de ongeschiktheid.
De uitkomst van de RIT is een spontane werkhervatting, medische overmacht, medisch verder behandelen of aangepast werk. Bij de keuze voor aangepast werk door de arbeidsarts, dient de werkgever een re-integratieplan op te maken. Hij kan dit evenwel weigeren als hij geen mogelijkheid ziet. De werknemer kan op zijn beurt ook het voorgestelde plan weigeren of aanvaarden.
Bij een medische overmacht kan de adviserende arts van het ziekenfonds een socioprofessionele rehabilitatie of heroriëntering voorstelling. Doel is professionele vaardigheden te verwerven om elders terug aan de slag te kunnen.
Bij bijzondere omstandigheden (tillen, trillingen of overmatige ergonomische belasting) is een multidisciplinair revalidatieprogramma mogelijk vanaf 1 maand tot 6 maanden afwezigheid. Fedris draagt hierbij de kosten.