Borg schaal

Om de subjectieve inspanningsgraad te evalueren kan de Borg schaal gebruikt worden. In het Engels spreekt men van “rating of perceived exertion” (RPE). De proefpersooon duidt op het einde van de inspanning of op gestandaardiseerde tijdstippen tijdens de inspanning de graad van vermoeidheid aan.

RPE Omschrijving
0 Niet vermoeiend
0.5 Zeer, zeer licht
1 Zeer licht
2 Licht
3 Tamelijk licht
4 Tamelijk zwaar
5 Zwaar
6
7 Zeer zwaar
8
9
10 Zeer, zeer zwaar

Op de oorspronkelijke Borg schaal die reeds in 1982 werd geïntroduceerd, kon de intensiteit gescoord worden van 6 tot 20. Borg veronderstelde namelijk een relatie tussen de hartslag en de subjectief ervaren vermoeidheid. Een score van 6 kwam dan overeen met een rusthartslag van 60 slagen per minuut en een score van 20 betekende een maximale inspanning of een hartfrequentie van 200. Dit verband kon echter niet echt bevestigd worden en omwille van het gebruiksgemak loopt de nieuwe versie van deze schaal van 0 tot 10.

Het voordeel van de Borg schaal is dat ze algemeen bekend is. De toepassing ligt vooral in de sportwereld of in arbeidssituaties (8u), waar de totale lichaamsbelasting gemeten op een subjectieve manier wordt. De Borgscore of RPE wordt vaak gebruikt in andere risico-evaluatiemethodes om de kracht subjectief te laten bepalen door de werknemers.

Lokaal ervaren ongemak (LEO)

Een afgeleide van de Borgschaal is de LEO methode of lokaal ervaren ongemak. Op een lichaamsdiagram zijn verschillende lichaamszones aangeduid, waarvoor men telkens een vermoeidheidsscore van 0 tot 10 geeft. Dit is interessant bij lokale spierarbeid of om productverschillen te kunnen onderscheiden.

LEO - lokaal ervaren ongemak

Zo kan het na langdurig typen interessant zijn om te weten waar men juist de vermoeidheid voelt. Is dit voornamelijk de rug omwille van het langdurig zitten of toch de polsen of elleboog door steeds dezelfde beweging. Misschien zijn het wel de ogen die het meeste last geven door verkeerde verlichting, leesafstand of beeldschermhoogte,… Op deze manier kan men ook beter de zwakke punten uit een ontwerp ontdekken waarvoor men dan alternatieve oplossingen kan gaan bedenken.