Tillen in de bouw

Is er bewijs dat lichamelijke klachten werkgerelateerd zijn?

Deze week kreeg ik de vraag van een dokter in een multinational mijnbedrijf. “Is er echt een bewijs dat lichamelijke klachten veroorzaakt kunnen worden door het werk?”. Aan het woord is Robin Burgess-Limerick, professor aan de universiteit van Queensland.

De volledige vraag was eigenlijk: “Ik twijfel er niet aan dat medewerkers meer rugpijn rapporteren wanneer ze veel moeten tillen of blootgesteld zijn aan schokken. Maar is dit verband oorzakelijk? Ik ben zeker voorstander om de werkomgeving comfortabeler te maken. Een overtuigend bewijs echter dat het grote aantal rugklachten op de werkvloer effectief veroorzaakt wordt door het werk, moet ik nog zien. Veel van de beperkingen die ik heb gezien bij mensen met rugpijn hebben weinig te doen met de onderliggende aandoening zelf. Het zijn meer met de omstandigheden waarin ze zich bevinden.”

Ik betwijfel niet dat psychosociale factoren bepalen hoe iemand rugpijn ervaart. En ook niet dat deze de graad van beperking bepalen ten gevolge van een letsel. Toch zijn er ook oorzakelijke verbanden tussen taken, biomechanische belasting en de waarschijnlijkheid van een letsel. Ik heb 25 jaar gewerkt aan hoe men dit risico kan identificeren, beoordelen, evalueren en verminderen. Daarom heb ik besloten om de uitdaging aan te gaan en mijn praktijk te verantwoorden, wat geleid heeft tot onderstaande samenvatting.

Kort gezegd gaat het over het bewijs voor een participatieve aanpak van ergonomie (en het bewijs tegen opleidingen tiltechnieken).

Bewijs dat lichamelijke klachten werkgerelateerd zijn

De oorspronkelijke review over het bewijs dat lichamelijke klachten werkgerelateerd zijn, werd in 1997 gepubliceerd door NIOSH. Dit 591 pagina tellend document bevatte een gedetailleerde analyse van meer dan 600 studies. De conclusie luidde:

“Een aanzienlijk deel van geloofwaardig epidemiologisch onderzoek levert een sterk bewijs dat er een verband is tussen lichamelijke aandoeningen en bepaalde werkgebonden fysieke factoren. Dit is wanneer er een hoge blootstelling is aan fysieke belasting en vooral bij een combinatie van meerdere fysieke factoren. Voorbeeld is het repetitief tillen van zware voorwerpen in extreme of ongunstige houdingen.”

Een volgende review werd gepubliceerd door het US National Research Council (1998) met een gelijkaardig besluit:

“Het positieve verband tussen het voorkomen van musculoskeletale aandoeningen en het werk is duidelijk.”

“Er is overtuigend bewijs van talrijke studies dat wanneer de biomechanische belasting vermindert, de prevalentie van lichamelijke klachten vermindert. Dit bewijs geeft verdere onderbouwing voor het verband tussen werk en lichamelijke klachten.

Het National Research Council bracht het topic in 2001 op de agenda in een andere uitgebreid document:

“Een review van de wetenschappelijke literatuur maakt een consistent patroon duidelijk van bewijs dat er een relatie is tussen de werkplek en klachten aan de lage rug en schouders. Dit bewijs suggereert een sterke rol van zowel fysieke als psychosociale aspecten van het werk.”

Herhaling, houding en tillen als oorzaken

Een meer recente review (2010) beperkte zich tot longitudinaal epidemiologisch onderzoek sinds 1997 en bekeek zo 63 studies:

“Risicofactoren met een redelijk bewijs van een oorzakelijke verband met het ontwikkelen van werkgerelateerde lichamelijk klachten zijn: zwaar fysiek werk…

De meest gerapporteerde biomechanische risicofactoren met een redelijk bewijs van oorzakelijkheid zijn: herhaling, ongunstige houding en zwaar tillen.”

Mayer ea (2012) bekeken gelijkaardig 21 longitudinale studies die de relatie van werk en klachten aan nek en schouders onderzochten:

“Er is een sterk bewijs dat er een relatie is tussen schouderklachten en het manueel hanteren van lasten (1,4 – 4,9x zoveel), trillingen (1,6 – 2,5x), rompbuiging (1,8 – 5,1x) en werken met de handen boven schouderhoogte (1,1 – 1,8x zoveel).

Tot slot, het meest recente bewijs waren 2 longitudinale studies over 3 jaar (2013):

“een veeleisende job, langdurig staan en slecht tillen zijn de meest consistente en belangrijkste voorspellers van lage rugpijn.”

Waarom is verband zo moeilijk te bewijzen?

Hoewel het mechanisme nog een open vraag blijft, is er toch voldoende bewijs om te concluderen dat een bepaalde blootstelling aan manuele taken de kans op lichamelijke klachten verhoogt:

“Het is goed onderbouwd dat lichamelijke klachten een groot deel van de werkende bevolking treft. De grote omvang van klachten suggereert echter dat ze in de eerste plaats worden veroorzaakt door factoren zoals leeftijd en geslacht. Daar hebben we vanuit preventie helaas geen vat op. De hoge prevalentie impliceert inderdaad dat er een aantal gemeenschappelijke risicofactoren in de populatie zijn. Dit sluit echter niet uit dat er bijkomend specifieke risicofactoren het risico verder verhogen binnen bepaalde subgroepen.”

Dit hoge basisrisico vermindert de statistische kracht om bijkomende oorzakelijke risicofactoren te detecteren. Er moet al een heel sterk bewijs van oorzakelijkheid zijn om boven dit basisrisico uit te komen.

 “Wanneer weten we genoeg om actie te ondernemen om de volksgezondheid te onderbouwen?”. De standaard voor “voldoende bewijs” voor preventiemaatregelen zou moeten afhangen van de context zoals of er veiligere alternatieve bestaan of technologische ontwikkeling vereisen. We moeten het risico wegen wanneer er geen gevaar is tegenover niks doen bij een echt gevaar. Het bewijs voor publieke gezondheidsinterventies zou in evenwicht moeten zijn met de noodzaak om iets te doen om overbelastingsklachten te voorkomen.

Een participatieve aanpak loont

Een conclusie die men kan trekken is dat opleidingen tiltechnieken geen effectieve preventiemaatregel zijn. Herhaalde pogingen om de voordelen van dergelijke trainingen aan te tonen, zijn niet gelukt. Reviews tonen aan dat er geen transfer is van opleiding en ook geen vermindering van overbelastingsklachten.

Recent stelde een studie van Hogan (2014):

“het bewijs suggereert dat opleiding manueel hanteren van lasten niet effectief is om een verandering te creëren in gedrag na de training of om werkgerelateerde overbelastingsklachten te verminderen”.

Daarentegen is er wel bewijs voor de effectiviteit van een participatieve aanpak van ergonomie met als doel om belastende manuele taken te elimineren of blootstelling aan de taak te verminderen.

“12 studies toonden een deels bewijs aan dat een participatieve aanpak een positieve impact had op overbelastingsklachten, compensatieclaims en aantal dagen afwezigheid.”

Het is ook nuttig om de economische gevolgen van werkplekinterventies aan te halen.

In de productie- en distributiesector is er een sterk bewijs dat er financiële opbrengsten van ergonomische interventies zijn voor de onderneming. In de administratie en gezondheidssector was er een matig bewijs, in de transport slechts een beperkt bewijs. Voor de andere sectoren was er onvoldoende bewijs (Tompa 2010).

Investeren in participatieve ergonomie betekent een positieve return in plaats van een kost.

Bron en literatuurlijst: LinkedIn artikel van professor Burgess-Limerick