Codex boek V titel 1 – Thermische omgevingsfactoren

Het KB Thermische Omgevingsfactoren is opgenomen in de codex in boek V “Omgevingsfactoren en fysische agentia” [link]. Deze wetgeving gaat over werken in koude en warmte. Ze omschrijft minimum en maximumtemperaturen in functie van de zwaarte van het werk.
De ergonoom kan door hartslagmetingen bepalen hoe zwaar of hoe licht het werk is. Naast de uiterste temperaturen voor gezondheidsschade verwijst de wetgeving ook naar comfortwaarden. Deze staan beschreven in de ISO 7730 norm “Ergonomie van de thermische omgeving”.

Hoe de zwaarte van het werk bepalen ?

In de wetgeving worden vijf categorieën van werk gegeven, waarvoor de minimale en maximale temperatuur gelden. De zwaarte van het werk is ingedeeld op basis van het energieverbruik in Watt.

Zwaarte werk Min. temp.
(luchttemp)
Max. temp.
(WBGT)
Watt kcal/uur
zeer licht 18 °C 29° < 117 100
licht 16 °C 29° 117 – 234 100 – 200
half zwaar 14 °C 26° 235 – 360 200 – 310
zwaar 12 °C 22° 361 – 468 310 – 400
zeer zwaar 10 °C 18° > 468 > 400

De zwaarte van de inspanning kan het meest nauwkeurig bepaald worden door middel van hartslagmetingen. Op basis van leeftijd, geslacht, lengte en gewicht kan een goede individuele schatting van het energieverbruik in kcal/uur gemaakt worden.

Bij meer wisselend werk doorheen de dag is een andere optie te kijken aan welke percentage van zijn hartslagreserve (HRR) iemand een (deel)taak uitvoert. Voor jonge mensen met een gemiddelde conditie en gemiddeld gewicht, kunnen onderstaande waarden gebruikt worden. Om het werk de hele dag (8u) fysiek te kunnen volhouden op een aanvaardbare manier, geldt als bovengrens een gemiddelde van 25% HRR.

Zwaarte werk Watt kcal/uur % HRR man % HRR vrouw
zeer licht < 117 100 rust, zit rust, zit
licht 117 – 234 100 – 200 < 6 < 14
half zwaar 235 – 360 200 – 310 6 – 25 14 – 35
zwaar 361 – 468 310 – 400 25 – 39 35 – 53
zeer zwaar > 468 > 400 > 39 > 53

Man: gewicht 80.4 kg, VO2max 40 ml/min.kg, vrouw: gewicht 70 kg, VO2max 38 ml/min.kg

 

Er bestaan ook tabellen waarin de zwaarte van het werk ruw geschat of ingedeeld wordt. Hier wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen mannen of vrouwen, jong of oud… In de Sobane brochures is bijvoorbeeld zo’n tabel te vinden.

Zwaarte werk Watt Voorbeeld
Zeer licht 100 Rust zittend
Licht 180 Secretariaatswerk
Licht zittend handwerk, lichte assemblage
Middelmatig 300 Gestadig werken met armen en handen
Besturen zware voertuigen, tractoren
Af en toe middelmatige zware voorwerpen
Zwaar 410 Intense arbeid met armen en romp
Behandelen zware voorwerpen (bouw)
Spitten, zagen, kruiwagen duwen,…
Zeer zwaar > 468 Zeer intense en snelle arbeid
Zwaar spitten en graven

 

ISO 7730: Ergonomie van de thermische omgeving

Het bepalen van de thermische behaaglijkheid gebeurt door de berekening van het globale en plaatselijke thermische comfort.

Voor het globale comfort zijn er twee belangrijke parameters: PMV en PPD. De predicted mean vote (PMV) drukt de temperatuurbeleving uit voor een grote groep personen van koud tot heet. De predicted percentage dissatisfied (PPD), geeft weer hoeveel % van de mensen zich niet comfortabel voelen met de temperatuur. Een acceptabel comfortniveau is waarbij minder dan 10% van de mensen een thermisch onbehagen ervaart.

In functie van de zwaarte van het werk en de (werk)kledij, kan de optimale operatieve temperatuur berekend worden. Operatieve temperatuur drukt daarbij de luchttemperatuur en gemiddelde stralingstemperatuur uit in één getal. Onderstaande tabel geldt bijvoorbeeld voor beeldschermwerk.

Operatieve temperatuur (°C) Luchtsnelheid (m/s)
Zomer Winter Zomer Winter
A 24.5 +/- 1 22 +/- 1 0.12 0.10
B 24.5 +/- 1.5 22 +/- 2 0.19 0.16
C 24.5 +/- 2.5 22 +/- 3 0.24 0.21

Lokaal discomfort wordt bepaald door verschillende factoren:
1. Tocht
2. Verticaal temperatuursverschil (hoofd-enkel)
3. Warme en koude vloeren
4. Straling asymmetrie