IEA internationaal ergonomiecongres

IEA Ergonomiecongres 2024

Elke drie jaar vindt het internationaal ergonomiecongres plaats. Dit jaar is Zuid-Korea de gastheer om alle ergonomen wereldwijd te ontvangen op het eiland Jeju. Dit ontmoetingsmoment geeft een snelle samenvatting van de huidige onderzoekslijnen binnen ergonomie en houdt de blik open. Korte verslagjes.

Armkrachten

Algemene vuistregel is dat gemiddeld de kracht in de linker arm 10% minder is dan in de rechter arm. Dit kan men veralgemenen voor de bovenste ledematen. Toch is men dit nu per gewrichten gaan aftoetsen hoe correct die vuistregel is. Dat maakt dat men per gewricht het krachtverschil kent tussen linker en rechter arm. Praktische implicatie hiervan is dat men nu data heeft om bestaande digitale modellen te gaan aanpassen.

Voor armkrachten is de Arm Force Field (AFF) een interessante databank. Daarbij gaat men echter nog uit van eenzelfde kracht voor linker en rechter arm. Met deze nieuwe data kan men dus de krachten voor de linkerarm per gewricht gaan aanpassen. Zo krijgt men een meer nauwkeurige inschatting van de maximaal aanvaardbare kracht. Het verschil tussen de dominante en niet-dominante arm is nog meer uitgesproken. Vermits men voor iedereen ontwerpt, gaat men uit van P25 vrouwen voor de linker en rechterarm.

In Europa heeft men de EN1005-3 rond armkrachten. Omdat deze brondata wel heel verouderd zijn (jaren ’60) is een herziening nodig. Daarbij zijn twee criteria belangrijk: eenvoud en juridisch afdwingbaar. Op dat vlak is AFF nog redelijk complex. De onderzoekers werken ook nauw samen met General Motors. Daar heeft men de positie van de hand ingedeeld in zones. Per zone geldt dan een maximum aanvaardbare kracht. Mogelijks wordt hier ook nog over gepubliceerd, want dit zou het nog eenvoudiger maken. Langs de ene kant is de ergonoom een specialist voor iets, langs de andere kant wil men dat ontwerpers de data ook gebruiken.

Houdingsafwisseling zitten

Het moet niet altijd serieus zijn, maar deze onderzoekers waren er wel serieus over. Ze hebben een nieuwe vorm van houdingsafwisseling bedacht, namelijk het op de grond werken. Men wisselt dan af tussen zitten in kleermakerszit op de grond, zitten op een stoel en staand werken. De resultaten waren dan ook nog eens heel positief voor het zitten op de grond naar comfort toe. Tegelijk enthousiasme en ongeloof in de zaal, die de culturele verschillen mooi duidelijk maakte. In het Westen kunnen mensen doorgaans niet meer comfortabel op hun hurken zitten terwijl dit voor de onderzoekers uit India de evidentie zelve is. Ook in de Aziatische culturen zit men nog vaker op de grond om te eten, te wassen,… Concreet kan dus een verstelbare tafel van heel laag tot stahoogte. Op de grond mag men zelf een houding kiezen.

AI

Artificiële intelligentie of AI was het hot topic van dit ergonomiecongres. Het mag duidelijk zijn dat Azië al volop deze kaart heeft getrokken en dus is de “human-AI interaction” een nieuwe term binnen de ergonomie. De meest gekende toepassing bij ons zijn de houdingsmetingen met de GSM. Men traint het programma met allemaal foto’s en gekende gewrichten en hoeken. AI leert dan zelf de houdingen detecteren en dan ook ineens verwerken. Toch gaan de toepassingen veel breder. In de zorg is valpreventie een relevant topic voor zorgvrager als zorggever. Met AI kan men voorspellen wie zal gaan vallen. Door gangpatronen te detecteren en vergelijken, kan men op die manier preventief ingrijpen.

De human-AI interactie heeft vooral te maken met de samenwerking tussen mens en AI. Het is een verkeerde gedachte om te denken dat AI de mens zal vervangen of overnemen. Het is vooral een samenwerking op de mens te versterken. Vandaag falen nog 85% van de projecten met AI.

Dit komt omdat ze vaak nog eenzijdig uitgaan van de technische mogelijkheden van AI of eenzijdig vanuit een nood van de mens. Provocatief zou men kunnen stellen dat user-centered design niet correct is. Van het begin zal men de noden van de mens en de mogelijkheden van AI moeten proberen te verzoenen. Iets maken omdat AI het kan, heeft het risico dat er geen interesse is bij de gebruikers. Enkel uitgaan van de wensen van de gebruiker stelt vaak onrealistisch verwachtingen aan AI en kan men niet waarmaken. Geslaagde voorbeelden zijn wel Amazon. Ze slagen erin om supersnel thuis te leveren omdat ze voorspellen wat hun gebruikers gaan bestellen. Door data te combineren weten ze in waar, wanneer en wat besteld zal worden. Zo gaan ze al producten naar lokale hub’s versturen nog voor dat ze effectief besteld zijn.

Biofeedback via wearables

Opleidingen tillen van lasten zijn niet effectief. Om werknemers in de reële werkcontext en gedurende langere tijd te laten trainen, zou men sensoren kunnen gebruiken die een trilsignaal geven bij een ongunstige houding. Een review toont hier echter ook geen blijvende resultaten aan. Wanneer men in labo een bepaalde werksituatie getraind heeft, dan zal men deze situatie ook na 6 maanden nog beter uitvoeren. Dit geldt helaas niet voor andere situaties, er is dus geen transfer naar nieuwe situaties toe. Wanneer men in praktijk oefent met de wearables dan verdwijnt het effect heel snel van zodra het trilsignaal verdwijnt. In de preventiehiërarchie moet men dus eerst inzetten op het vermijden van ongunstige houdingen door de hoogte en reikafstand aan te passen. Als dat niet mogelijk is, mag men ook niet alle heil van sensoren verwachten.

Accreditering ergonomen

Interessant aan een wereldcongres is dat men ergonomen uit de verschillende continenten ontmoet. Deze hebben vaak een heel verschillende achtergrond en praktijk. Het is een verdienste van IEA om toch te kunnen komen tot een uniforme definitie die iedereen overkoepelt, alsook criteria waaraan een ergonoom dient te voldoen. Het accrediteren van ergonomen gebeurt steeds op basis van opleiding, werkervaring en bijscholing. De invulling kan wel verschillen per regio. In Belgie heeft men Erkend Ergonoom.

Voor Certified Professional Ergonomist (USA en Japan) dient men opnieuw effectief een theorie-examen af te leggen. In Europa aanvaardt men de opleiding op academisch niveau, die theorie-examens omvat. De praktijk kan men heel breed interpreteren en ook hier ziet men sterke regionale verschillen. Toch verwacht men niet dat een ergonoom specialist is op zowel fysieke als cognitieve en organisatie ergonomie. Een psycholoog dient geen bewegingswetenschapper of ingenieur te worden (of omgekeerd), maar ze moeten wel allen ergonoom worden. De basis van de drie pijlers dient in elke opleiding te zitten, maar elk land heeft zijn eigen accenten.

In België hebben we hooggeschoolde ergonomen, helaas is de dagelijkse praktijk niet altijd op dat niveau. Een preventieadviseur ergonoom dient een masterdiploma te hebben met daarbij een specialisatie in ergonomie. Het betrokken worden in de ontwerpfase blijft in praktijk wel een uitdaging. Dat maakt het voor de ergo/kinesitherapeut moeilijk om echt ergonoom te worden en de invidugerichte aanpak te overstijgen.

Creep

Creep is een vormverandering van ligamenten bij langdurige rek. Ze worden dan immers langer of verliezen rek. Dit vermindert de stabiliteit van de rug en maakt deze ook meer kwetsbaar voor letsels. Bij onkruid uitdoen met een sterk gebogen rug zal na 10 minuten de maximale rompbuiging met 4° zijn toegenomen. Dit fenomeen treedt ook op bij een statische submaximale buiging van de romp. De rugspieren worden moe en dan gaan de ligamenten meer aangesproken worden voor de rompstabiliteit. Daardoor treedt dan houdingsverval op, men gaat met de tijd verder doorbuigen. Probleem bij creep is dat het lang duurt vooraleer de ligamenten hun normale vorm of rek terug hebben aangenomen. Daarbij blijken meerdere micropauzes meer efficiënt dan één lange pauze.

Exoskeletten

Objectief is er minder belasting op het lichaam, subjectief zijn er meer ongemakken. Het effect op gezondheidsschade en return on investment zijn niet nog duidelijk.

▶ Resultaten onderzoeken
Er zijn ondertussen veel studies in labo en een beetje in praktijk, maar globaal zijn de resultaten hetzelfde. Objectief ziet men een verbetering in fysieke belasting zoals spieractiviteit. Subjectief zijn er echter ongemakken zoals beperkte bewegingsvrijheid. Dat maakt dat exoskeletten nog steeds moeilijk ingang vinden op de werkvloer.

▶ Implementatie
Het introduceren van exoskeletten wordt wel grondiger aangepakt met bijvoorbeeld instructiefilmpjes voor het correct instellen van de maat en de hoeveelheid ondersteuning. Deze factoren zijn immers bepalend voor een positief effect van het exoskelet.

▶ Return on investment
Men zou een exoskelet als een PBM kunnen zien, maar dan moet het beschermen tegen gezondheidsschade. Het is echter nog niet duidelijk of een exoskelet dat doet. Daarom kan men ook moeilijk een return on investment inschatten. Is er minder verzuim, keren mensen vroeger terug naar uitval,… dat is nog niet gekend (of gepubliceerd).

Computer vision

Een medewerker meten met computer vision en dan automatisch een risicoanalyse laten volgen, dat klinkt goed. Naast de nauwkeurigheid is ook de interpretatie van de data nog in volle ontwikkeling.

▶ Sensoren.
Met draadloze sensoren op het lichaam kan men relatief snel en eenvoudig de medewerkers in zijn reële werkcontext opmeten. Deze technologie staat redelijk op punt en levert gedetailleerde data op.

▶ Computer vision.
Men filmt met de GSM, AI detecteert automatisch de gewrichten en een analyse of data volgen. Filmen met één GSM kan een afwijking van 20° opleveren afhankelijk van in welke hoek men meet. Welke foutenmarge vinden we in praktijk aanvaardbaar?

▶ Bestaande tools
De houding van KIM en NIOSH kan men automatisch invullen, de rest manueel. Waarom echter exact meten om dan een stap terug te zetten bij de interpretatie.

▶ Biomechanisch model
Met de input van data kan een biomechanisch model automatisch analyses doen. Daarbij zijn uniforme criteria voor interpretatie nog een uitdaging.

▶ Nieuwe tools – CUELA
Duitse onderzoeksgroep stelt per gewricht relevante risicofactoren en grenswaarden voor. Door alle gewrichten te combineren kent men dan de totale fysieke belasting op het lichaam. Voor schouder zijn dat bijvoorbeeld de houding (% tijd in ongunstige houding), kracht (% maximale kracht per gewrichtshoek) en herhaling (% duty cycle obv %kracht).

Risicoanalyse ergonomie

De zoektocht naar de “perfecte” risicoanalyse ergonomie zet zich voort met nog meer factoren en meer exacte metingen. De technologie laat het vandaag toe, maar de uiteindelijk maatregelen blijven eigenlijk wel hetzelfde.

▶ Observatietools
De ergonoom beoordeelt klassiek de houding en herhaling op het zicht, de intensiteit en omstandigheden door een bevraging. Dat levert veelal een groene, gele of rode situatie op. Voor onderzoek is dit te vaag.

▶ Exact meten
Met nieuwe technologieën kan men vandaag nauwkeuriger meten en zo een meer onderbouwde evaluatie voorleggen. Vooral het meten van houdingen en het optimaliseren van de nauwkeurigheid ervan krijgt veel aandacht. Ook hier stelt zich de vraag hoe nauwkeurig het moet zijn en welke tijdsinvestering dit waard mag zijn. Tegelijk is er ook de overtuiging dat men fysieke belasting niet zo exact zal krijgen als een geluidsmeting door de veelheid aan factoren.

▶ Persoonlijke factoren
Op individueel niveau kan men ook persoonlijke risicofactoren in rekening brengen. De NIOSH methode kan men zo uitbreiden met extra factoren: geslacht, BMI (>30), leeftijd (>40 jaar) en cross-sectionele doorsnede tussenwervelschijf. Dit lijkt een belovende parameter. Tegelijk kwam wel reactie uit de praktijk tegen deze aanpak. Ergonomie als ontwerpdiscipline ontwerpt voor alle medewerkers (of 90%) en beoordeelt dan ook vanuit die optiek een werkpost.

▶ Psychosociale factoren
Er is er toenemende interesse voor psychosociale factoren, maar het blijft nog eerder vaag. NIOSH presenteerde ook dat bij fysiek zware jobs meer of minder jobcontrole geen verschil maakt. Psychosociale factoren maken wel onderscheid tussen werkposten nadat de fysieke belasting eerst lager is. De nog steeds sterke focus op fysieke factoren in de risicoanalyse ergonomie blijft wel overeind. Get the basics right.